Info

geschiedenis en het ontstaan van JC Herk Sport:


Judoclub Herk-Sport met stamnummer 7043 werd gesticht op 12 maart 1973 door Reenaers Roger en D'Hoore Marcel. Met een kleine kern van vastberaden judoka's werd een eerste bestuur opgericht. De pioniers van dit eerste uur waren Polus Jef, Vreven Romain, Vandersmissen Guy, Vanmechelen Tilly, Zwerts Rudi, Vandendijck Rudi en Dekens Georges.

Zoals bij elke judoclub werd er een trainingsruimte gezocht en gevonden in de lokalen van de meest voor de hand liggende sport in Sint-Lambrechts-Herk namelijk : de voetbalkantine van Herk-Sport. Vandaar ook de naam van onze club.

De eerste training ging door op 1 april 1973 (neen, geen aprilmop) met als trainer Polus Jef en als monitor Goeleven Serge van judoclub Sint-Truiden.

Meerdere malen moesten we in de loop van de tijd verhuizen naar andere locaties tot we vanaf 13/09/1991 zo rijk waren om als een van de enige clubs van Limburg een eigen vast lokaal te bekomen in het domein Beukenhof. Kortbij waar het eigenlijk ooit begon, namelijk boven de voetbalkantine van Herk-Sport. Met de steun van de Stad Hasselt en de vzw Beukenhof.

Door de loop van de tijd was er een komen en gaan van verschillende trainers in onze club. We geven even een overzicht : Smeets Augustin, Steegmans Valère, Reekmans Guido, Philtjens Mark, Standaert Norbert, Putzeys Brecht, Leclere Sven, Scheelen Leo en onze huidige trainer Sandro Viana-Pereira. Voor onze jongste judoka's is er een beurtrol om hun de knepen van het vak te leren, en om hun natuurlijk ook een beetje te bemoederen in hun eerste stapjes in de judo. Deze zorgen worden gedeeld door Philtjens Marc, Quintiens Jules, Denis Inge en Denis Kevin.

Volgende 'bekende Vlamingen' waren destijds aangesloten bij onze club : ex-wielrenner Vanbrabant Benny, zanger Johny Lynn, ex-tvl-omroepster Inge Becks, jeugdboekschrijfster en VTM medewerkster Mariet Vandersmissen, Paul Dessers, leider van een E.G. landbouwproject in Nicaragua en aldaar vermoord op 4/08/1986

We hebben het voorrecht gehad, ondanks dat we een kleine club zijn, toch meerdere Limburgse Kampioenen voort te brengen in de loop der jaren. Dit bewijst dat er toch aan goede arbeid wordt gedaan in onze kleine club en we hopen dat we nog veel navolging van deze erelijst krijgen.

Provenciale kampioenen: Philtjens Danny – Philtjens Mark – Stiers Jos – Vos Francis – Reekmans Bart – Bijnens Sigrid – Bollen Jeroen – Poesmans Luis-Alberto – Ligot Stephanie – Lemmens Veerle – Berx Stef – Denis Inge – Denis Robin – Steegen Tine.

Vlaamse kampioenen: Stiers Jos – Ligot Stephanie – Lemmens Veerle – Lemmens Bernd

Nationale kampioenen: Philtjens Danny 2de plaats - Lemmens Bernd 1ste plaats in 2010 – Lemmens Veerle 2de en 3de plaats.

SVS (scholen) kampioenen: Lemmens Veerle – Bammens Elisa (3 maal) – Denis Ruben en Lemmens Bernd.

Meerdere leden behaalden de 'zwarte gordel' : Reekmans Guido, Polus Jef, Philtjens Mark, Standaert Norbert, Reulens Guy, Scheelen Leo, Denis Inge, Poesmans Luis-Alberto, Steegen Tine, Moons Kevin en Lemmens Veerle.

Slaagden in het examen van initiator-lesgever: Inge, Poesmans Luis-Alberto, Steegen Tine, Moons Kevin en Lemmens Veerle.

Momenteel telt onze club 82 leden (1/05/2011).

Huidig bestuur: Philtjens Marc, Quintiens Jules, Hermans Marleen, Polus Jozef, Steegmans Claire, Miranda Collas, Lemmens Walter, Charlier Jean-Pierre en Moons Kevin.

Bekende Vlamingen

Enkele bekende Vlamingen in ons ledenbestand waren wielrenner Vanbrabant Benny, zanger Johny Lynn, ex TVL omroepster Inge Becks, jeugdboekschrijfster en VTM medewerker Mariet Vandersmissen en spijtig genoeg een treurig voorval is de moord op Dessers Paul die als leider van een E.E.G.-landbouwproject in Nicaragua op 04/06/1986 aldaar werd vermoord.

De geschiedenis van het Judo
Oudste tijd

De Judo sport is voortgekomen, beter gezegd ontwikkeld uit Jiu-Jitsu of JuJitsu of JiJitsu, ook Japans worstelen genoemd.

Wie het levensverhaal van Judo wil gaan schrijven, stoot al bij de aanvang op moeilijkheden. Het begin van het verhaal ligt namelijk in een ver en niet opgetekend verleden. Over de eerste jaren - misschien eeuwen - van JuJitsu hangt de sluier van de geschiedenis, die ons alleen toestaat te gissen en te veronderstellen. Wel mag als vaststaand worden aangenomen dat JuJitsu van Chinese oorsprong is. De Japanners vertellen legenden waarin wordt verhaald hoe het van China naar Japan is overgehuisd. Als dan eindelijk rond 1650 de sluier wordt opgelicht, zien we JuJitsu verschijnen onder een dozijn verschillende namen en op vele scholen onderwezen.

Tijdperk der Samurai's

JuJitsu werd in Japan voornamelijk, bijna uitsluitend, beoefend door de klasse van de krijgers. Tussen krijgers en gewone burgers bestond een groot standsverschil, waarbij de krijgers het hoogst in aanzien stonden. De krijgers behoorden immers tot de oude ridderkaste der Samurai's. Deze Samurai's genoten het voorrecht twee zwaarden te mogen dragen, een lang en een kort zwaard, terwijl het dragen van wapens aan de burgers ten strengste was verboden. Tijdens het gevecht kon het voorkomen dat de Samurai één of beide zwaarden verloor. In het laatste geval moest hij met de blote handen verder vechten. De techniek van het zwaardvechten en die van het met-de-blote-handen-vechten leerden de Samurai's op scholen. Iedere school had zijn specialiteiten, die werden opgetekend in aantekenboeken, de zgn. Densho's die als zeer geheim en zeer kostbaar werden bewaard en met alle eerbied en zorg omgeven. De Samurai's bezaten een grote behendigheid in de verschillende vechttechnieken. Daarom waren zij bij de gewone burgers niet alleen gezien, maar ook gevreesd.

Uit de kunst van het vechten-met-blote-handen, het zgn. Kumiuchi, is later het JuJitsu onstaan in de vorm die wij nu kennen.

In de Meiji-periode, dat is ongeveer 1870, werd van overheidswege het dragen van één of meer zwaarden aan alle Japanners verboden. De Samurai's raakten in verval.

De gewone burgers maakten zich meester van hun vechtkunst-met-de-blote-handen en al hun geheimen kwamen op straat te liggen. In 1871 werden de scholen gesloten.

Modern Japan

In dezelfde tijd kwam het volk van Japan in zijn puberteitsjaren en het ging er vaak stormachtig toe.

Omwentelingen en vernieuwingen volgden elkaar snel op, zowel op maatschappelijk, politiek, economisch als cultureel terrein.

Japan wilde aansluiting krijgen bij de rest van de wereld en het probeerde dit te verwerkelijken door vooral Amerika en de moderne staten van Europa eenvoudig na te doen.

De Japanners ontpopte zich als grootmeester in het imiteren. Jaar na jaar werd de wereld overstroomd met gebruiksartikelen en speelgoed "Made in Japan".

Japan leverde Engelse slagkruisers, Duitse fototoestellen, Amerikaanse auto's, Zwitserse horloges in een eideloze verscheidenheid. Het werd allemaal haarfijn nagemaakt en ver beneden de Europese prijs op de markt gebracht. De kleding verloor haar Japanse snit, de kleine voeten raakten uit de gratie en de Japanse vrouwen en meisjes lieten zich de typische mongolenplooi uit het bovenste ooglid wegnemen door eenvoudige chirurgische behandeling.

Japan kreeg meer en meer een westers gezicht. In deze malaise van al wat echt Japans was deelde ook Judo.

Men schreef 28 oktober 1860, toen Jigoro Kano werd geboren in het dorp Mikage, dicht bij Kobe. Hij was de derde zoon van Jerosaku Kano, een handelaar in scheepvaartmaterialen. Op 11-jarige leeftijd verhuisde Jigoro met ouders, broers en zusters naar de hoofdstad Tokio, waar hij op 17-jarige leeftijd college ging lopen aan de Keizerlijke Universiteit.

Jirgoro kano
Jigoro Kano


Hij behaalde aan deze universiteit een graad in de economische en politieke wetenschappen. Maar omdat een politieke werkkring hem toch niet zou voldoen, ging hij over naar de pedagogische faculteit. Na hier zijn graad behaald te hebben doctoreerde hij een jaar later in de filosofie. Hij werd eerst lector, vervolgens hoogleraar en tenslotte onderdirecteur van de school voor adel. Jigoro Kano was, zelfs voor een Japanner, klein van stuk en tenger gebouwd. Onder zijn medestudenten waren er, die bij gebrek aan innerlijke beschaving zich probeerden te laten gelden door hardhandig optreden en bruut geweld. De kleine, stille Jigoro Kano was hun gewilde slachtoffer. Maar de tengere student was te zelfbewust om zich willoos en zonder verzet onder de voet te laten lopen. In zijn kleine lichaam huisde een grote wil met alle eigenaardigheden van een stalen veer, die meer weerstand biedt naarmate zij zwaarder wordt belast. Breken deed hij evenwel nooit. Jigoro Kano moest en zou iets vinden, dat hem in staat stelde zijn aanvallers met gelijke wapenen te bestrijden en te overwinnen. En hij vond wat hij zocht.

Eerste Kennismaking met Judo

Heel toevallig hoorde hij van JuJitsu, dat ook aan hem werd voorgesteld als een middel waarmee een zwak man, zoals hij zelf was, een reus van een tegenstander kon verslaan. Toen nam Jigoro Kano het besluit om JuJitsu te gaan leren en het te gaan leren tot in de perfectie. Door de teruggang van het JuJitsu-onderricht waren de meeste scholen evenwel leeg en verlaten. Vele leraren waren door het gebrek aan leerlingen verplicht geweest hun broodwinning ergens anders te zoeken. Het was geen gemakkelijke opgave om een goede leermeester te vinden. Maar Jigoro Kano, hij was toen net 18 jaar, vond een leermeester, Teinosuke Yagi, die hem de eerste grondslagen leerde. Door bemiddeling van deze Teinosuke Yagi kwam hij in contact met Hachinosuke Fukuda, het hoofd van de Tensjo-Shinyo-school. Hachinosuke Fukuda was een zeer edel mens, van wie Jigoro Kano veel geleerd heeft. De leraar had op zijn beurt grote sympathie voor zijn leerling, wat wel hieruit blijkt dat hij bij zijn dood in 1879 alle geschriften van de school aan Jigoro Kano naliet. De opvolger van Hachinosuke Fukuda was Iso, die op dat moment al 64 jaar oud was, maar ongelofelijk sterk en soepel. Jigoro Kano had een diepe eerbied voor hem en getuigde later: "Nooit zag ik een mooiere houding dan die van mijn leermeester Iso". Ook Iso liet, toen hij twee jaar later stierf, alle geschriften aan Jigoro Kano na. In 1881 werd Jigoro Kano leerling van Jikubo, hoofd van de Kito-school. De techniek van deze school was veel diepzinniger en vaak moeilijk te begrijpen. Toch moest Jikubo na een jaar aan Jigoro Kano bekennen: "Ik heb U niets meer te leren".

Begin van Kodokan

Op 22-jarige leeftijd, in 1882 dus, opende Jigoro Kano in Tokio zijn eigen school, door hem KODOKAN genoemd.

Eishojitempel
De eerste Kodokan in de Eishojitempel


"Kodo" betekent "de waarheid verkondigen" en "Kan" betekent "bijeenkomst". De pedagoog, die Jigoro Kano van nature was, kwam boven en in de naam van zijn school vermeldde hij al het programma van zijn streven. Hij doceerde JuJitsu volgens zijn eigen opvattingen, die wel gebaseerd waren op de wijsheid van zijn leraren, maar die daarvan ook weer veel verschilden. Zijn weetgierigheid was intussen nog niet voldaan. Ook in de beoefening van JuJitsu toonde hij zijn karakteristieke ijverzucht, zij geruisloos werkende, maar sterke wil en zijn tomeloze energie. Hij ging voort met het napluizen van de geheimen van andere scholen. Voortdurend controleerde hij zijn eigen technieken en probeerde die steeds weer te verfijnen.

Kodokan in Tokio
De Kodokan te Tokio


Hij getroostte zich grote moeite, soms dagenlange reizen, om andere leraren te bezoeken, van hen te leren en zich met hun ervaringen te verrijken. Tenslotte bereikte hij een hoogte, die tot dan toe bij Judo onbekend was. De Kodokan was bij zijn opening gevestigd in de Eishojitempel. Jigoro Kano kreeg de beschikking over vier vertrekken.Het grootste werd ingericht als Dojo ( zo heet de oefenhal ). De oppervlakte was 4 bij 6 meter. Het eerste jaar had Jigoro Kano slechts 9 leerlingen. Op de dag van vandaag bezit de kodokan, een oefenmat van bijna 1100 vierkante meter. Het aantal leerlingen, mannen en vrouwen van alle nationaliteiten, dat tot nu toe de Kodokan-dojo heeft bezocht, loopt in de miljoenen. In zijn eerste school leefde Jigoro Kano samen met zijn leerlingen. Hij was toen nog niet gehuwd en een gedienstige zorgde voor de huishouding. Na een jaar werd de ruimte al te klein en de school moest verhuizen. De mat werd neergelegd in een zaal van het instituut voor Engelse literatuurstudie, politieke wetenschappen en economie, van welk instituut Jigoro Kano intussen directeur was geworden.

Begin van Kodokan

Vanaf 1884 moesten de leerlingen enige geloften afleggen voor zij werden aangenomen. Van het eerste begin af heeft Jigoro Kano Judo gehanteerd als middel tot opvoeding en niet alleen als vorm van nuttig tijdverdrijf. De vijf bekendste punten van de belofte waren de volgende:

  1. Nu ik besloten heb me aan Judo te wijden, zal ik met de beoefening van deze kunst niet ophouden zonder een werkelijke en zware reden.
  2. Ik zal nooit de reputatie van de Dojo te schande maken door mijn persoonlijk gedrag.
  3. Nooit zal ik geheimen aan buitenstaanders vertellen en ik zal, buiten het geval van noodzaak, niet elders les gaan nemen.
  4. Ik zal geen lessen geven zonder medeweten en toestemming van mijn leraar.
  5. Ik zal heel mijn leven de regels van de Kodokan respecteren, nu als leerling, maar ook later, wanneer ik eventueel zelf leraar ben.


De Kodokan maakte vlotte vorderingen, al ging het niet altijd zonder de gebruikelijke moeilijkheden en tegenwerking. De school was in ieder geval in de gehele stad bekend, maar het was steeds als onderwerp van vreemde verhalen. Er deden geruchten de ronde over een geheel nieuwe opzet en methode. Men vertelde elkaar over Jigoro Kano's aparte idealen en leuzen. De praktische resultaten van de Kodokan werden met de nodige achterdocht en geringschatting bekeken. Hikosuke Totsuka, een oude JuJitsu leraar, die zijn school heropend had, kende enkel minachting voor Jigoro en diens Kodokan. Vandaar dat tussen beide scholen een levendige wedijver bestond en ook wel meer dan dat.

Beslissende strijd

Ook de gemeentepolitie van Tokio had belangstelling gekregen voor Judo en dus voor de verschillende scholen waar deze kunst werd onderwezen. In 1886 werd onder toezicht van het Politie Departement een toernooi georganiseerd tussen de verschillende scholen, speciaal die van Jigoro Kano en die van Hikosuke Totsuka. Het zou een beslissende strijd worden. Het systeem dat het best voldeed, zou door het Ministerie worden erkend en geadopteerd en het zou op alle scholen onderwezen worden. Een nederlaag zou voor de Kodokan de veroordeling inhouden en men had de poorten kunnen sluiten. Jigoro Kano en Hikosuke Totsuka stuurden hun 15 beste leerlingen af. De Kodokan werd duidelijk en onbetwist winnaar. Dertien partijen werden gewonnen en de twee overige bleven onbeslist. Het toernooi maakte voor eens en altijd duidelijk, dat Kodokan, ook wat praktische bruikbaarheid betreft, in de Judo wereld bovenaan stond. En tot op de dag van vandaag trainen de Tokiose politiemannen iedere dag op de mat van Jigoro Kano. In 1887 legde Jigoro Kano de laatste hand aan zijn technisch handboek. Hij was toen 27 jaar. Maar het zou tot zijn 62ste duren voor hij het ideaal van Judo zover volgroeid achtte, dat hij het in een boek durfde formuleren.

Verbreiding buiten Japan

In 1889 vertrok Jigoro Kano uit Japan voor een tournee door Europa. Hij wilde zich op de hoogte stellen van de westerse opvoedingsmethoden en tegelijkertijd propaganda maken voor zijn Judo. Op de Japanse scholen was het intussen als verplicht leervak ingevoerd. Rond 1890 werd op verzoek van enkele hoge autoriteiten van de Engelse marine een demonstratie in Judo gegeven voor een 60-tal marine attachés. De toeschouwers waren enthousiast en zij werden de eerste goodwillambassadeurs in Europa. Overal in Japan begonnen onderafdelingen van de Kodokan te verrijzen. De Japanse legeroverheid opende scholen voor de militairen. De verbreiding van Jigoro Kano's ideeën ging gestaag door. Een van zijn beste leerlingen werd in 1903 naar Amerika gezonden, waar hij een school opende die in korte tijd geweldige populariteit genoot. Ook president Theodore Roosevelt bezocht de school en op de Kodokan bewaart men nog steeds de geschriften die zijn erkentelijkheid aan Jigoro Kano bewijzen. Tot 1909 had de stichter uit eigen middelen alle kosten van zijn school bestreden. Zijn salaris van hoogleraar, het geld voor aparte lessen, voor spreekbeurten, voor vertaal -en corrigeerwerk had hij aan zijn leerlingen gespendeerd. Dat was niet langer mogelijk. Zijn leerlingen werden hiervoor te talrijk en de kosten te hoog. Daarom liet hij de nieuwelingen inleggeld betalen en vroeg hij examengeld. In dit jaar nam Jigoro Kano ook zitting in het Olympisch Comité en deze functie heeft hij tot zijn dood toe bekleed. Na 1938 kwamen de filialen van Kodokan in West Europa. Professor Koizumi werd door Jigoro Kano naar Engeland gezonden, waar hij in Londen een Judo school stichtte, bekend onder de naam Budokai. Professor Hanno Rhi vertrok naar Duitsland en van daar naar Zwitserland. Professor Kawaishi kreeg Frankrijk als werkterrein. Het Judo wordt in Nederland onderwezen volgens het systeem van deze Professor Kawaishi.

Laatste levensjaren van Jigoro Kano

Bij zijn talloze werkzaamheden had Jigoro Kano in 1932 ook nog de portefeuille van minister van Lichamelijke Opvoeding geaccepteerd. Een jaar later kende hij de weelde een nieuwe Kodokan te kunnen openen. Tot het einde van zijn leven bleef hij les geven en bijna dagelijks was hij op de mat van de Dojo en in de verschillende kleinere oefenlokalen van zijn school te vinden, ook al liet zijn gezondheid veel te wensen over. Zijn school had 119.000 leerlingen, waaronder ruim 85.000 zwarte banddragers, die het meester examen hadden afgelegd. In 1938 woonde hij in Cairo het congres bij tot voorbereiding van de Olympische Spelen en het was zijn triomf dat deze Spelen gehouden zouden worden in Japan. Via Amerika keerde hij per boot terug naar zijn vaderland, dat hij echter niet zou weerzien. Bij zijn inscheping had hij koorts tengevolge van een griepaandoening. Op 3 mei kreeg hij longontsteking. Zijn lichaam bezat niet meer de krachten deze slag op te vangen. Om half 7 in de morgen van de 4de mei is hij rustig en kalm ontslapen.

Risei Kano
Risei Kano, zoon van Jigoro Kano


Omdat zijn zoon nog te jong was, werd het bestuur van de Kodokan toevertrouwd aan Nango Jiro, een van de directeuren. Nango Jiro deed in 1946 afstand van zijn functie ten voordele van Risei Kano, de zoon van Jigoro Kano.

De filosofie van het judo
Judo beoefenen betekend:

geest en lichaam ontwikkelen door het spel van aanval en verdediging en zodoende zichzelf vervolmaken tot een harmonisch mens.Het is het principe van het meest nuttige gebruik van geest en lichaam.

Kodokan in Tokio

Dit japanse teken betekend judo en zoals je ziet is het opgebouwd uit 2 delen namelijk ju en do. De vertaling van ju is zacht en die van do is weg oftewel judo betekent de weg van de zachtheid.

Judo bestaat uit veel bewegen en zeer snel reageren. Deze handelingen vergen veel van het concentratievermogen en van de evenwichtsfuncties van de judoka. Judoka's zijn voortdurend met elkaar bezig, in een spel van actie en reactie, met als doel elkanders balans te verstoren en de eigen balans te bewaren. De momenten van actie en reactie volgen elkaar zeer snel op, terwijl ook langzame en snelle momenten elkaar afwisselen, steeds weer met hetzelfde doel: de ander uit evenwicht brengen en zelf het evenwicht te bewaren.

Naast concentratie is de gecoördineerde toepassing van alle ledematen van groot belang en daardoor is judo een snelle, dynamische en complexe vorm van bewegen. De bewegingen in judo moeten snel worden uitgevoerd om de tegenstrever niet in de gelegenheid te stellen een goed motorisch antwoord te geven op de uitgevoerde aanval. Er moet worden gereageerd op de voortdurend veranderende houding en bewegingen van de andere judoka. Judo is een tweekampspel, waarbij de balansverstoring en het nemen van snelle beslissingen de hoofdzaak vormen. Doordat judoka's de snel veranderende bewegingen van de tegenstander moeten herkennen, wordt er een scherpe waarnemingszin ontwikkeld.Als men resultaat wilt hebben bij een gevecht, dan moet men zich ten volle inspannen, men moet laten zien welke technische kennis men reeds heeft bereikt en men moet deze kennis ook kunnen benutten, zodat men als overwinnaar de wedstrijd kan afsluiten.

Judo is een levenshouding, waarbij men de mens leert onbevreesd te zijn voor wat gaat komen en waarbij moed en een innerlijke rust wordt aangekweekt om steeds een gepast antwoordt te geven op de reactie van wat gaat komen.. Men komt in een toestand van evenwicht en beheersing van zijn gedachten en bewegingen. Dat openbaart zich vooral door een onmiddellijke aanpassing van zijn eigen ik in alle omstandigheden.

Men ervaart de voor- en nadelen van offensief en defensief handelen en men leert offensieve en defensieve mensen te onderscheiden. Men leert dat vallen relatief is en dat de kunst van het valbreken niet alleen noodzakelijk is voor de veiligheid, maar ook voor de uitschakeling van de angst.

Angst speelt een zeer belangrijke rol in het handelen van de mens. Het onderkennen van angst is een zeer belangrijke stap naar zelfvertrouwen. Men leert dat men kan opstaan en dat men moet blijven opstaan. Men leert dat iedereen kan falen en dat men zich steeds weer opnieuw moet inzetten, als je tenminste mee wilt blijven meedoen. Men leert zijn grenzen te verleggen en men wordt zich bewust van de gelijkheid van de andere mens.

De judogewoonten, de rituelen, zijn doordrongen van respect voor de ander persoon en de zorg voor de ander en er wordt rekening gehouden met de kleinere of minder sterke tegenstander. Judotraining is gebaseerd op bovenstaande uitgangspunten en dat leidt ertoe, dat men zich minder afhankelijk opstelt ten opzichte van anderen, dat men zich meer toont en meer zelfstandig optreedt. Men gaat de wereld met eigen ogen zien, omdat men voortdurend bezig is de eigen balans te bewaren. Hierdoor leert men zijn eigen kwaliteiten kennen en gebruiken.

"Judo is de weg naar het doeltreffendste gebruik van lichaam en geestelijke kracht. Door te oefenen in aanval en verdediging, ontwikkelt het lichaam en de ziel en wordt geestelijke inhoud een deel van het wezen. Op die manier is men in staat zichzelf te vervolmaken en iets van waarde te zijn in de wereld. Dit is het einddoel van de judo-discipline.

JUDO IS EEN LEVENSWIJZE

Gedrag in en om de Dojo


In de judosport hanteert men een strakke discipline die men in vele Oosterse sporten tegenkomt. De regels zijn afgestemd op het gedrag van de judoka's tijdens de judolessen in de judozaal (Dojo). Hier hoort men zich aan de afgesproken regels te houden. Deze regels werden jaren geleden echt zo'n beetje aangehouden. Tegenwoordig gaat plezier bij de jeugd voorop en word er aan de meeste regels niet zo streng meer gekeken. De etiquette regels in de dojo zijn:

Houding in de dojo
  • De dojo is een plaats van studie en oefening
  • Het is noodzakelijk dat men de oefeningen zeer serieus bestudeerd en beoefend
  • Alle judoka's moeten kennis hebben van de geest van de volgende aanbevelingen, die ten gunste zijn voor het welzijn van iedereen


Respect vooor de plaats
  • Men dient te groeten bij aankomst en het verlaten van de dojo
  • De dojo dient ordelijk een schoon achtergelaten te worden


Respect vooor de personen
  • De hoger gegradueerde hebben de plicht de minder gevorderden te helpen
  • De minder gegradueerde dienen naar goede raadgevingen te luisteren
  • Men moet de partner helpen, en niet tot last zijn


Beleefdheid
  • Men dient zich bescheiden te gedragen, en niet luidruchtig te zijn
  • Als men niet oefent dient men aandacht te hebben voor de gegeven instructies
  • Men behoort zich alleen om te kleden in de daarvoor bestemde kleedruimtes


Stiptheid en ijver
  • Men dient stipt op tijd te zijn, en de tijden van de lessen te respecteren
  • Als men te laat is dient men zich te verontschuldigen, en toestemming te vragen om de mat te mogen betreden
  • Volharding en ijver zijn noodzakelijk voor alle vorderingen


Stiptheid en ijver
  • Men dient schone judokleding te hebben, en deze correct te dragen
  • De nagels dienen schoon en kort geknipt te zijn
  • Het haar dient schoon te zijn, en lang haar dient vastgezet te worden (haarband)
  • Vrouwen dienen borstonderkleding ('t shirt) te dragen


De basisprincipes van een training


Als je aan topcoaches vraagt wat je moet doen om een judokampioen te worden dan is vaak het antwoord: trainen, trainen én nog eens trainen. Het klinkt wat flauw maar het merendeel van de tijd van een sportman of -vrouw gaat zitten in alleen maar trainen. In de sport is het een soort regel dat je minimaal 10.000 uur in je sport moet steken voordat je de absolute top bereikt. Toch wel nuttig om eens stil te staan bij de basisprincipes van training.

Wat is training?

Over wat training nu precies is bestaan verschillende definities. Een veel gebruikte definitie van training is: 'het regelmatig en systematisch toedienen van, in omvang en intensiteit toenemende, belastingprikkels met de bedoeling het prestatievermogen te laten stijgen'. Wat precies onder prestatievermogen wordt verstaan zal afhankelijk zijn van de tak van sport.

Een groot deel van de kennis over training komt voort uit de opgedane ervaringen van de trainer. Een principe dat in de trainingsleer wordt gebruikt is om de grenzen van het menselijk lichaam verder te leggen, zodat het lichaam zich aanpast tegen de verstoring van het inwendige evenwicht van dat lichaam. Door middel van training wordt het lichaam als het ware belast naar betere prestaties. De temperatuur loopt op, spieren verzuren, er wordt veel koolzuurgas (CO2) geproduceerd, etc. Wanneer dat gebeurt zal na herstel het lichaam zich gaan instellen op deze verstoringen. Dit instellen of aanpassen zijn eigenlijk de trainingseffecten. Het is een verschijnsel dat het prestatievermogen na volledig herstel van een trainingsbelasting tijdelijk op een hoger niveau komt te liggen.

De basisprincipes

In de trainingsleer wordt onderscheid gemaakt in biologische wetmatigheden of basistrainingprincipes die hieronder toegelicht worden.

Individualiteit
Ieder mens is verschillend en ieder individu zou je als een uniek biologisch systeem kunnen beschouwen. Dezelfde trainingsprikkel werkt voor de een toch iets anders als voor een ander.

Overload
Het overload-principe stelt dat een training zwaar genoeg moet zijn en alleen effect heeft als er voldoende verstoring is van het inwendige evenwicht heeft plaatsgevonden. Een nader onderscheid wordt gemaakt in belasting ('load') nodig voor trainingseffecten, voor behoud van de effecten, maar men moet oppassen dat deze belasting niet kan leiden tot een overbelasting(overload).

Specificiteit
Training is altijd specifiek. Je verbetert datgene wat je traint. Als je krachttraining met je armen doet worden je benen niet sterker. Doe je aan duurtraining dan neemt de explosiviteit niet toe, etc.

Reversibiliteit
Wat je niet onderhoud gaat achteruit. 'Use it or lose it'. Als je onvoldoende trainingsprikkels geeft dan zullen de trainingseffecten achteruit gaan. Dit is goed te merken na een blessure of een passieve vakantie. Naast de basisprincipes bestaat er een aantal afgeleide principes ook wel toepassingsprincipes genoemd.

Continuïteit
Om te voorkomen dat het prestatieniveau terugvalt dienen alle belangrijke componenten regelmatig bijgehouden of zelfs verbeterd te worden.

Verminderde meeropbrengst
In het begin neemt het trainingseffect snel toe. Naarmate men beter wordt zal het steeds moeilijker zijn om in hetzelfde tempo zichzelf te verbeteren. Je moet heel veel trainen om zelfs nog maar kleine stapjes vooruit te komen. Echte toppers trainen enorm veel alleen maar om hun niveau vast te houden.

Progressiviteit
Als de trainingsprikkel steeds hetzelfde is zal je eerst wat vooruit gaan maar daarna blijf je op een gelijk niveau. Kortom, de belasting dient geleidelijk (progressief) opgeschroefd te worden.

Variatie
'Verandering van spijs doet eten'. Dit principe heeft betrekking op verschillende aspecten. Allereerst moet er variatie zijn in omvang en intensiteit van training. Zware en lichte dagen moeten elkaar afwisselen. Ook dient de aandacht afwisselend gelegd te worden op verschillende prestatierelevante eigenschappen. Niet alleen uit lichamelijk oogpunt is afwisseling belangrijk maar vooral uit psychologisch oogpunt.

Cyclische organisatie
Continuïteit en variatie zijn enigszins in strijd met elkaar en vragen om een compromis. Het compromis bestaat uit het cyclisch organiseren van het trainingsproces: het in blokken van meerdere weken afwisselend belasten van de verschillende prestatierelevante eigenschappen (variatie), waarbij ervoor gezorgd wordt dat iedere eigenschap regelmatig aan bod komt (continuïteit).

Slecht slapen na zwaar trainen
Het komt nog wel eens voor dat judoka's slecht in slaap kunnen komen wanneer men 's avonds zeer intensief getraind heeft of die dag een zwaar toernooi heeft gehad of aan een uitputtend trainingsstage deelneemt. Hoe kje dat verhelpen? Hieronder enige uitleg en wat nuttige tips.

Uitleg

Door het intensieve sporten duurt het nog enige tijd voordat het lichaam weer in een rusttoestand komt. En dat is een voorwaarde om makkelijk in slaap te vallen. Als het bovendien ook nog warm is buiten of in de slaapkamer dan duurt de herstelfase nog langer. Door hard te trainen wordt het lichaam gewoon aan hardere prestaties.. Door goed te herstellen en door aanpassing zal de sporter beter in staat zijn zich aan zware inspanningen aan te passen. Dit noem je een trainingseffect. Slecht slapen door zware trainingen zal eerder optreden wanneer het trainingsprogramma zwaarder is dan in voorgaande periodes. Denk hierbij aan: de eerste trainingen na de vakantie, de start van een trainingsprogramma na een blessure, een zware trainingsstage in het buitenland vooral bij warm weer, etc. Naarmate je dus beter getraind bent zal de negatieve invloed op het slapen verminderen en verdwijnen.

Tips voor judoka's

Om goed te kunnen slapen, vooral na een zware training, kun je het volgende doen om na de training weer snel tot rust te komen. Probeer je direct na de zware training zowel lichamelijk als mentaal te ontspannen. Een ontspannen lijf herstelt veel beter. Een truc om dit te doen is om je zo "zwaar mogelijk" te voelen. Dus als je bijvoorbeeld zit moet je voorstellen dat je ontzettend zwaar bent. Je hele lijf (schouders, armen, zitvlak, knieën, voeten) werken maximaal mee met de zwaartekracht. Het gevoel van zwaarte gaat samen met spierontspanning. Verder, neem na de training een niet te warme douche of heet bad.

Zeker als het warm en vochtig weer is is het belangrijk om het lijf koel te houden. Kleed je ook niet te warm aan na de training. Zorg na de training voor voldoende vocht (bijv. water) en koolhydraten (bijv. in de vorm van pasta), zodat het vochtverlies wordt aangevuld en de energievoorrraden weer op peil worden gebracht. Drink 's avonds geen koffie, thee of andere Cafeïnehoudende (Cafeïne is bovendien een dopinggeduide stof!) drankjes (bijv. Red-Bull), want die activeren het lichaam juist weer. Eventueel kun je vlak voor het slapen een lichtverteerbare koolhydraatrijke snack nemen (bijv. boterham met zoet beleg, ontbijtboek, Evergreen, banaan) ondanks dat je op dat moment meestal weinig honger hebt.

Van eten worden mensen vaak slaperig. Niet voor niets is de siësta (middagdutje na warme lunch) in de Zuid-Europese landen ingevoerd. Ook kun je denken aan een glas warme melk met honing (= trouwens ook een goede sportdrank) en bij hoge uitzondering een licht-alcoholisch drankje (bijv. rode wijn). Zorg voor een rustige slaapkamer die flink donker is en goed geventileerd. Ook rust in de "boven"kamer is uiterst belangrijk. Piekeren helpt niet. Maak je niet te snel zorgen over je slaap. De slaap regelt zich uiteindelijk vanzelf wel. Je kunt eventueel een makkelijk boek lezen voor het slapen gaan. Kijk liever niet naar spannende films op TV. Ga niet liggen draaien en tobben, maar sta in dat geval op en ga in een andere kamer iets doen (bijv. lezen) tot je slaperig wordt.
Welterusten!

Spierpijn

We kennen allemaal wel het fenomeen spierpijn. Je bent weer lekker fanatiek na de vakantie gaan trainen of je bent net gestart met zware krachttraining en 1 tot 2 dagen erna loop je zo stijf als een plank en kom je moeilijk de trap op. Wat is dat nu spierpijn, kun je het voorkomen en als je het hebt wat kun je er tegen doen?

Acute spierpijn

Er bestaan eigenlijk twee soorten spierpijn. Om te beginnen is er pijn en vermoeidheid in spieren tijdens intensieve inspanning, zoals een steile heuvel op lopen of fietsen of een pittige uchi-komi of randori. Deze acute pijn wordt veroorzaakt door hoge concentraties van afvalstoffen (o.a. melkzuur) in de actieve spieren. De pijn moet worden gezien als een signaal dat de spier (te) zwaar wordt belast. Naarmate iemand beter getraind is, kan hij of zij het tempo beter doseren en daardoor het punt van pijn en vermoeidheid uit- of afstellen. Deze spierpijn of spiervermoeidheid heeft zeer weinig te maken met spierpijn die pas een paar dagen later optreedt.

Uitgestelde spierpijn

Een tweede vorm van spierpijn treedt met name pas op na 24-48 uur. En is het gevolg van zware en veelal ongebruikelijke spierarbeid. Meestal bedoelen we met spierpijn deze tweede vorm: de spierkater. De pijn gaat meestal gepaard met stijve, enigszins gezwollen spieren. Deze spierpijn komt vooral voor in spieren die 'remmend' hebben gefunctioneerd. Bij het aflopen van een trap bijvoorbeeld zorgen de voorste dijbeenspieren ervoor dat je niet door je knieën zakt. Daarbij leveren deze dijbeenspieren kracht, maar worden ze tegelijkertijd toch ook langer. Dit soort zogenaamde 'excentrische' spierbewegingen kan spierschade en uitgestelde spierpijn veroorzaken. Vrijwel altijd betekent spierpijn ook krachtverlies en een verminderde lenigheid. Hierdoor wordt de kans op blessures vergroot en bovendien kun je geen topprestaties leveren.

De oorzaak van (uitgestelde) spierpijn

De exacte oorzaak van uitgestelde spierpijn is onbekend. Al aan het begin van de vorige eeuw in 1902 suggereerde de onderzoeker Hough dat zware lichamelijke inspanningen, zeker bij ongetrainden, zou kunnen leiden tot beschadigingen in spieren. In de eerste dagen na een zware en ongewone inspanning treden er allerlei veranderingen op in de steeds pijnlijker wordende spieren. Er zitten overal haarscheurtjes in spiercellen. Ook sommige spiercelwanden zijn kapot waardoor allerlei enzymen naar buiten komen en in het bloed meetbaar zijn. Ook het bindweefsel is aangetast. Er treden ontstekingachtige reacties op en de spieren zwellen wat op. Welk verschijnsel nu precies de pijn veroorzaakt is niet duidelijk. Waarom vooral remmende spierarbeid (excentrische spiercontracties) leidt tot spierpijn is omdat er dan weinig spierweefsel actief is en er toch hoge piekkrachten geleverd worden. Oftewel de geleverde spierkracht per dwars oppervlakte actief spierweefsel is zeer hoog. Het gevolg is microschade. Bij concentrische spiercontracties (spier levert kracht en wordt korter) en statische spiercontracties (spier levert kracht en verandert niet van lengte) komt geen tot veel minder uitgestelde spierpijn voor.

Wat zijn de gevolgen?

Door de spierpijn kun je in ieder geval niet lekker trainen. Bovendien is de spierkracht bij stevige spierpijn verminderd. Handige tip is dus om 1-2 dagen voor een belangrijke wedstrijd geen ongewoon zware training of krachttraining te doen, want je presteert gegarandeerd minder.

Wat kun je er tegen doen?

Om de pijn tegen te gaan kun je licht rekken (meerdere keren op een dag), warmte toepassen (warme douche) en niet te intensief bewegen. Je zult merken dat de pijn hierdoor wordt verlicht, hoewel de volgende dag de spieren weer stijf en pijnlijk kunnen zijn.

Hoe te voorkomen?

Echt te voorkomen is het niet. Geleidelijk wennen is het beste. Dus loop niet te hard van stapel bij de training. Aan de andere kant went het lichaam snel. Als je een paar keer zwaar hebt getraind passen de spieren zich aan en ben je beschermd tegen spierpijn. Als je echter weer een tijdje niks doet dan loop je net zo veel kans op spierpijn als iemand die niet getraind heeft. Kortom, ook hier geldt dat rust roest.

Bronnen:
  • T. O. Bompa, Perdiodization: Theory and methodology of training (4e editie). Human Kinetics, Champaign, IL, 1999.
  • Costill, D.L., J.H. Wilmore. Physiology of sport and exercise. Human Kinetics, Champaign, IL, 1994.
  • Loo, H. van der. Concepten uit de algemene trainingsleer. In: C.R. van der Togt (red.). Sport, Bewegen & Gezondheid. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 2001: 25-35 · Baechle, T.R., R.W. Earle (eds.). Essentials of strength training and conditioning. Second edition, NSCA, Human Kinetics, 2000. · Coumans, B. Degeneratieve veranderingen in skeletspieren bij lichamelijke inspanning. Doctoraalscriptie Faculteit Bewegingswetenschappen, VU Amsterdam, 1988. · Wilmore, J.H., D.L. Costill. Physiology of sport and exercise. Fourth edition, Human Kinetics, 1994.

De rol van de ouders bij een sporttalent


Maar al te vaak wordt in de sport onderschat hoe belangrijk ouders zijn in de begeleiding van (aanstaande) topsporters. Ouders moeten er heel veel voor doen én er ook veel voor laten en maar zelden krijgen zij de waardering die hen toekomt. Trainers/coaches willen nog wel eens wat afstand houden tot de ouders. Zij vinden dat die zich niet teveel met hun vakgebied moeten bemoeien. Dat is niet verstandig. Ouders staan nu eenmaal het dichtst bij hun kind. Zij merken als eersten wanneer er iets aan de hand is. Ouders dienen dus, als zij dat natuurlijk willen, nauw bij de sportieve loopbaan van hun kind betrokken te zijn en blijven.

De trainer/coaches doen er verstandig aan regelmatig contact met de ouders te onderhouden over bijvoorbeeld de trainings- en wedstrijdprogramma's en eventuele de persoonlijke problemen van het kind.

Er zijn verschillende fasen van de sportcarrière beschreven waarbij de rol van ouders per fase wisselt.

De start

Hierbij is het van belang dat ouders het kind zoveel mogelijk stimuleren om veel aan sport te doen en te leren ontdekken wat het goed kan en leuk vindt. Ook belangrijk om normen en waarden te leren: "iets afmaken waar je mee bezig bent" en "je moet je best doen als je iets wilt bereiken".

Topsporter in de dop

Als blijkt dat het kind een talent is dan komt het in selecties terecht en zal er meer getraind gaan worden. Het halen en brengen naar trainingen en wedstrijden is dan enorm belangrijk. Ook kunnen juist de ouders een flinke (emotionele) steun zijn als het wat minder gaat.

De top

In deze fase doet men mee aan nationale en internationale wedstrijden. De rol van de ouders is minder, omdat de sporter ouder, volwassener en zelfstandiger is geworden. Belangstelling, bemoediging en opvang (bijv. bij een blessure) blijven belangrijke punten voor ouders.

Over de top

Dit is de afbouwfase na afloop van de sportcarrière en de (verder) opbouw t.a.v. de maatschappelijke carrière. Voor sommigen is dat rond het 30e levensjaar of zelfs later, voor anderen kan dit moment al veel eerder komen.

Interessante items/citaten

  • Een kind moet intrinsiek gemotiveerd zijn, pushen heeft weinig zin en werkt juist averechts
  • Blijf als ouder op afstand, maar toon wel belangstelling
  • Ga als ouder niet op de stoel van trainer/coach "zitten"
  • Erg belangrijk is om aandacht aan discipline te besteden
  • Dilemma's waar ouders voor kunnen komen te staan zijn: het kiezen voor een andere, betere club of vereniging (vaak verder weg); de hogere kosten die gemaakt (gaan) worden; meer tijd en geld t.b.v. het talentvolle kind in vergelijking met de andere gezinsleden, de (vaak lastige) combinatie tussen intensieve sportbeoefening en school/studie
Een iets oudere Limburgse judoka (oud ?.... als hij dit leest gaat hij flippen) heeft ooit gezegd: achter iedere goede judoka staat een goede, geduldige, altijd beschikbare chauffeur.

Conclusie

De rol van de ouders mag absoluut niet onderschat worden, zeker niet aan het begin van de topsportcarrière. Het betrekken van ouders d.m.v. schriftelijke en mondelinge voorlichting is geen overbodige luxe. Het is belangrijk dat ouders en de trainer/coach en de club een goede band hebben met mekaar en regelmatig contact hebben over hoe een en ander loopt.